Naar hoofdinhoud Naar footer

Deel deze pagina via:

‘Je kunt er niet vóór iemand zijn, als je niet mét diegene bent’

Gepubliceerd op: 24-05-2024

Het is november 1911. Bij een flauw lampje ziet een jongetje* het levenslicht. Hij werd geboren in Brabant op 13 december 1911, had een oudere zus en een jonger broertje Een paar jaar later werd hij grote broer: hij kreeg een broertje en weer later nog een zusje. Toen hij vijf jaar was, overleed zijn moeder. Zijn vader hertrouwde en hij kreeg nog 4 halfbroers.

Als oudste zoon moest hij na de lagere school op 12-jarige leeftijd kanalen uitgraven als dagloner om de kost te verdienen. In zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog heeft hij en zijn familie veel honger geleden.

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was hij net de dertig gepasseerd. Tijdens een avondje dansen zag hij een mooi meisje. Maar er was een groot probleem: het meisje was tien jaar jonger. De moeder van het meisje verbood het huwelijk. Ze mochten elkaar niet meer zien en het contact verbrak. Het meisje werd zwanger van een Wehrmachtsoldaat. Haar moeder adviseerde het meisje contact op te nemen met die jongen die ze op die bewuste dansavond had gezien. Zo ontstond een briefwisseling met de verboden liefde. Hij dacht dat ze zwanger was van hem. Hij beschouwde het als zijn kind, niet wetend dat er in werkelijkheid iets anders aan de hand was, maar hij nam – zoals een goede man betaamd - zijn verantwoordelijkheid.

Verdriet

Ondertussen was hij in een steenkolenmijn in Limburg gaan werken. Hij zocht naar een woning en vond een woning. Het meisje kwam naar Limburg, in het oorlogsjaar ‘43 trouwden ze. Bijna 40 jaar heeft hij onder de grond gewerkt in die koude, donkere mijn. 750 meter afdalen, elke dag opnieuw. Geen dag heeft hij verzuimd, geen dag is hij thuisgebleven. Samen kregen ze drie kinderen.

Nooit vertelde hij iets over zijn jeugd. Nooit sprak hij over zijn werk. Nooit over zijn toch wel moeilijke leven. Hij zorgde voor de kost, zorgde voor kleding en schoenen, kortom droeg de zorg voor zijn gezin. In zijn kostbare vrije tijd trainde hij honden en als het verdriet hem te veel werd, dempte hij zijn verdriet met drank.

Met zijn jongste dochter wandelde hij vele uren met de hond. Dan vertelde hij wel: over muziek, natuur, dieren. Over de waarde van vrijheid, het belang van het opkomen voor zwakkeren, de noodzaak van duurzaamheid. Behoedzaam omgaan met geld en spullen, respect voor iedereen, met twee woorden spreken: daar stond hij voor, zo had hij zijn kinderen opgevoed.

Muziek

Toen kwam dementie zijn leven in. Begin jaren ‘90 werd hij opgenomen in een verpleeghuis. Zijn meisje wilde niet veel meer met hem te maken hebben. Zijn jongste dochter, met wie hij een diepe band had ontwikkeld, werd contactpersoon. Zij moest denken met en denken voor haar vader.

In het verpleeghuis had hij een enorme behoefte aan muziek. Tot zijn dood zou hij op zijn mondharmonica en de piano spelen. Muziek tilde hem op, gaf hem verlichting, bood plezier. Hij had behoefte aan buitenlucht, aan warmte – van dieren en mensen. Respect en vrijheid bleven belangrijke waarden. Hij werd verliefd. Wilde gezien worden, wilde blijven meedoen. Hij had – zouden we nu zeggen – behoefte aan persoonsgerichte zorg. Hij heeft in de 1e en 2e Wereldoorlog veel hongergeleden. Op een dansavond werd hij verliefd op een meisje, zij was 10 jaar jonger. Een huwelijk was, volgens haar moeder vanwege het leeftijdsverschil, niet mogelijk. Zij mocht hem niet meer zien.

De ander blijven zien

In dat verpleeghuis is mijn strijd om persoonsgerichte zorg begonnen: het zien van de mens achter de persoon met dementie. Blijven zien wie iemand was, wie iemand is. Laten zien en ervaren dat het leven de moeite waard is, dat iemand er mag zijn, dat mensen betekenis toevoegen, dat ze er mogen zijn. Gedrag komt vaak voort uit vroegere ervaringen – dat poets je niet zomaar even weg. Soms worden nare ervaringen versterkt door dementie, helaas, maar durven we te vragen naar iemands geschiedenis? Zijn we benieuwd naar iemands levensverhaal? Vertel me eens: wie ben je, wat heb je meegemaakt, waar zit je mee, wat zou je graag willen? Dát…

Respect

Het meisje werd zwanger van een Duitse soldaat. Op advies van haar moeder ontstond er een briefwisseling met de ‘verboden liefde’. Hij dacht dat het zijn kind was, nam zijn verantwoordelijkheid. Hij ging in Limburg in de steenkolenmijn werken om de kost te verdienen en een woning te vinden. Het meisje verhuisde naar Limburg en in 1942 gingen zij trouwen.

Hij heeft 35 jaar lang 750 meter diep onder de grond in de mijn gewerkt en is nooit - niet een dag - thuisgebleven. Zij kregen nog vier kinderen. De laatste, een nakomertje kreeg een diepe band met hem.

Hij vertelde zijn kinderen niets over zijn jeugd, zijn werk en over zijn moeilijke leven met zijn vrouw die psychiatrisch ziek was. Hij vertelde sowieso niet veel over zijn leven. Was altijd bezig met geld verdienen voor eten, fatsoenlijke kleding, schoeisel en zorgen voor zijn gezin. In zijn karige vrije tijd trainde hij politiehonden en dempte hij zijn verdriet met drank.

Tijdens de vele wandelingen die hij met het jongste kind en de honden maakte, vertelde hij over muziek, de natuur en zijn liefde voor dieren. Over het belang van vrijheid, respect voor mensen die zwakker waren dan jijzelf én die je meerdere zijn. Behoedzaam omgaan met eten en geld, met twee worden spreken en belofte maakt schuld, dat was waar hij voor stond, zo heeft hij zijn kinderen opgevoed.

Er zijn

Mensen zijn meer dan hun verleden, meer dan hun gedrag, meer dan hun ervaringen. De ander maakt iets in mij wakker, ik roep iets bij de ander op. Wat we zijn? In de eerste plaats mens. Mensen met verhalen, met ervaringen, met verlangens. Meer dan een ziekte. Oneindig veel meer. Hij kreeg dementie, werd in 1989 opgenomen in een verpleeghuis. Zijn echtgenote wilde na 50 jaar huwelijk, niets meer met hem te maken hebben. Het jongste kind werd zijn eerste contactpersoon en moest denken en beslissen voor haar vader.

Persoonsgerichte zorg gaat over het zíen van de ander. Werkelijk geïnteresseerd zijn, leren begrijpen wat voor de ander van belang is. Zeker – misschien juist wel – als het moeilijk wordt. Er zijn. Present zijn. Naast de mens staan. Want, zo is mijn overtuiging: je kunt er niet vóór iemand zijn, als je niet eerst met diegene bent.

 Die man, dat was mijn vader.

 * omwille de privacy is dit verhaal geanomiseerd